Vader Vergeet door W. Livingston Larned
Luister, zoon; ik zeg dit terwijl je slaapt, één klein pootje onder je wang gekruld en de blonde krullen kletsnat op je vochtige voorhoofd. Ik ben stiekem alleen je kamer binnengekomen. Een paar minuten geleden, toen ik in de bibliotheek mijn krant las, overviel me een verstikkende golf van wroeging. Met schuldgevoelens kwam ik naar je bed.
Er zijn dingen die ik dacht, zoon: ik was boos op je geweest. Ik berispte je toen je je aankleedde voor school omdat je je gezicht slechts even met een handdoek afveegde. Ik nam je op de korrel omdat je je schoenen niet had schoongemaakt. Ik riep boos toen je wat van je spullen op de grond gooide.
Bij het ontbijt vond ik ook weer wat aan te merken. Je morrelde met je eten. Je goot je eten naar binnen. Je legde je ellebogen op tafel. Je smeerde te veel boter op je brood. En toen je ging spelen en ik naar mijn trein ging, draaide je je om, zwaaide met je hand en riep: âTot ziens, papa!â en ik fronste en zei als antwoord: âHoud je schouders recht!â
Toen begon het allemaal weer opnieuw in de late namiddag. Toen ik de weg opkwam, zag ik je, op je knieĂ«n, knikkeren. Er zaten gaten in je kousen. Ik vernederde je voor je vriendjes door je voor me uit naar huis te laten marcheren. Kousen waren duur â en als je ze zelf moest kopen, zou je voorzichtiger zijn! Stel je dat eens voor, zoon, van een vader!
Herinner je je later, toen ik in de bibliotheek las, hoe je aarzelend binnenkwam, met een soort gekwetste blik in je ogen? Toen ik over mijn krant opkeek, ongeduldig door de onderbreking, aarzelde je bij de deur. âWat wil je?â snauwde ik.
Je zei niets, maar rende in één stormachtige duik over, sloeg je armen om mijn nek en kuste me, en je kleine armen kleefden zich vast met een genegenheid die God in je hart had doen bloeien en die zelfs verwaarlozing niet kon doen verwelken.
En toen was je weg, op de trap naar boven.
Nou, zoon, het was kort daarna dat mijn krant uit mijn handen gleed en een vreselijke, misselijkmakende angst over me kwam. Wat heeft gewoonte met me gedaan? De gewoonte om fouten te vinden, om te berispen â dit was mijn beloning aan jou voor het feit dat je een jongen bent. Het was niet dat ik je niet liefhad; het was dat ik te veel van de jeugd verwachtte. Ik mat je met de meetlat van mijn eigen jaren.
En er was zoveel goeds en fijns en waarachtigs in je karakter. Je kleine hart was zo groot als de dageraad zelf over de wijde heuvels. Dit bleek uit je spontane impuls om binnen te rennen en me goedenacht te kussen. Vanavond doet niets anders ertoe, zoon. Ik ben in het donker naar je bed gekomen, en ik heb daar geknield, beschaamd!
Het is een zwakke verzoening; ik weet dat je deze dingen niet zou begrijpen als ik ze je tijdens je wakkere uren zou vertellen. Maar morgen word ik een echte papa! Ik zal met je optrekken, en lijden als jij lijdt, en lachen als jij lacht. Ik zal op mijn tong bijten als ongeduldige woorden komen. Ik zal blijven zeggen alsof het een ritueel is: âHij is niets meer dan een jongen â een kleine jongen!â
Ik ben bang dat ik me je als een man heb voorgesteld. Maar zoals ik je nu zie, zoon, gekreukeld en moe in je bedje, zie ik dat je nog steeds een baby bent. Gisteren was je in de armen van je moeder, je hoofd op haar schouder. Ik heb te veel gevraagd, te veel.